450-jaar beleg van Haarlem (en de Lutherse gemeenschap)
Dit jaar herdenkt Haarlem dat de stad zich na een belegering van zeven maanden, door hongersnood gedreven, in de zomer van 1573 overgaf aan de Spanjaarden. Voor Haarlem begon de 80-jarige oorlog niet in 1568, maar pas in 1572. De overgave van de stad na zeven ellendige maanden had ook consequenties voor de andere Hollandse steden.
De Reformatie en de Nederlandse opstand
De 80-jarige oorlog speelde zich af tussen 1568 en 1648. Nederland is dan nog onderdeel van het grote Spaanse Rijk van koning Filips II. Koning Filips treedt hard op tegen de opstandelingen die niet rooms-katholiek willen worden. Aangesteld en aangevuurd door de Spaanse koning, moet de Hertog Van Alva orde scheppen in het opstandige Holland. De bewoners strijden voor hun onafhankelijkheid. De opdracht van de ‘IJzeren’ Hertog van Alva luidt: ‘Breng de Nederlanden weer onder het gezag terug!’
Het rommelde in het grote rijk van koning Filips. De boekdrukkunst was uitgevonden. Gedrukte pamfletten over de denkbeelden van de nieuwe leer van een monnik, Maarten Luther, verspreidden zich razendsnel. Aanhangers van deze nieuwe leer trokken van klooster naar klooster en van stad naar stad. Koning Philips van Spanje wilde hoe dan ook dat nieuwe geloof de kop in drukken en desnoods met het zwaard bestrijden. De bewoners van zijn rijk moesten rooms-katholiek zijn! Prins Willem van Oranje was tot 1567 stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht geweest. Hij was afkomstig uit Duitsland, waar zijn moeder, Juliana vanStolberg, Luthers denkbeelden omarmde.
Haarlemse twijfel
Prins Willem was rooms-katholiek opgevoed aan het hof in Brussel. Hij was het niet eens met de geloofsvervolgingen, vluchtte en nam de leiding op zich van de opstand tegen deze vervolgingen om het geloof. Stad na stad koos zijn zijde, maar Haarlem aarzelde nog. Het stadsbestuur van Haarlem was Spaansgezind. Kennemerland was overwegend rooms-katholiek en slechts een minderheid van de burgerij was prinsgezind. Een compromis werd gesloten. Het stadsbestuur bleef aan en de burgerij mocht vrijelijk hun gekozen godsdienst belijden.
Een opstandige groep mannen, uit alle rangen en standen, verenigde zich en noemde zich Geuzen. Aanvoerder was Lumey. Ze leidden een bestaan als piraten. Op 1april 1572 wilden ze Den Briel opeisen voor de gevluchte Willem van Oranje. Door een list lukte dat. Het was voor het eerst dat er een deel van het Spaanse grondgebied in Nederlandse handen viel. Lumey werd luitenant van Prins Willem en admiraal van de Watergeuzen. ‘Op 1 april, verloor Alva zijn bril’.
Het beleg van Haarlem
Het bericht over de inname verspreidde zich razendsnel over het land en in de zomer van 1572 werden de poorten van de stad Haarlem geopend. De Geuzenaanvoerder Lumey met zijn legeren kapitein Wigbold Ripperda, de bevelhebber van de troepen van de Prins, marcheerden de stad binnen. Doel was om Haarlem te verdedigen en gevechtsklaar te maken. De Spaanse troepen, aangevoerd door Don Frederik, de zoon van Alva, waren niet ver weg meer. Op 11 december 1572 begonnen de Spanjaarden aan de belegering van de stad. Twee en een halve dag werd de stad bestookt door Spaans kanonnenvuur. Wat niemand verwacht had: de stad hield manmoedig stand, de Haarlemmers, vrouwen en mannen, vochten als leeuwen! In het bijzonder werd de moed van de Duitse kapitein Steinbach van een Duits huurleger genoemd. De soldaten van dit garnizoen waren aanhangers van het Lutherse geloof. Het tolerante stadsbestuur had toestemming gegeven hun godsdienstoefeningen te houden inde kapel van het gastvrije Sint Jacobs Godshuis. Het garnizoen had een eigen lutherse predikant meegenomen: Wilhelm von Lüpeck.
De voedselvoorraden raakten op tijdens het beleg, de winter duurde lang. Er waren veel monden te voeden. Zilveren noodmunten werden er uitgegeven met speciale opschriften zoals: ‘Dan door den honger, ben ik verslonne’. Een legendarische figuur uit de tijd van het beleg is Kenau Simonsdochter Hasselaer. Volgens de verhalen vocht ze zelf mee en voerde ze zelfs een vrouwenleger aan tegen de Spanjaarden.
Gedreven door hongersnood gaf Haarlem zich uiteindelijk op 13 juli 1573 over. De Spanjaarden trokken de stad binnen. De gevolgen waren rampzalig en mensonterend. Plunderingen, muiterij en wrede executies van honderden soldaten volgden. De lutherse predikant werd ter dood gebracht. Evenals kapitein Wigbold Ripperda. De burgerij werd ontzien, maar moest wel een enorm bedrag betalen en een Spaans garnizoen toelaten en inkwartieren. De uitgeputte Spanjaarden, die al een tijd geen soldij gekregen hadden, waren gedemotiveerd.
De nasleep en het klooster aan de Witte Herensteeg
Uiteindelijk duurde het na de zomer van 1573 nog vier jaren voordat Haarlem van de Spaanse bezetting was bevrijd. Er was geen eendracht in de stad. Onderlinge twisten bleven. Calvinisten en rooms-katholieken stonden elkaar naar het leven. Het werden rampzalige jaren onder drukkende lasten.
Haarlem had verloren, maar de nederlaag betekende ook winst. Het Spaanse leger had zware verliezen geleden en was gestuit in zijn zegevierende opmars. De campagnes tegen Alkmaar, Leiden en Woerden mislukten en in 1577 trokken de Spanjaarden zich voorgoed uit Holland terug. Uiteindelijk leidde deze opstand tot de oprichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De Staten van Holland, die in Haarlem vergaderden, namen een beslissing die voor de stadsontwikkeling grote gevolgen zou hebben. Na de Spaanse overheersing werd besloten dat alle kloosters met hun eigendommen zouden toevallen aan de stad. Met het opgeleverde kapitaal zou de zwaar beschadigde stad hersteld kunnen worden. In 1581 werden de kloostergronden van de Norbertijnen in de Witte Herensteeg in percelen verkocht. Een lutheraan kocht een perceel van die grond. Het betrof de kloostertuin in de Witte Herensteeg. Er stonden een paar gebouwen op en een kleine kapel.
De Lutherse schuilkerk
Na het beleg waren er lutheranen in de stad gebleven, die een kleine gemeente vormden. Dat is dus ook al ruim 450 jaar geleden! In 1613 kocht een vooraanstaande lutheraan het perceel. De aankoop geschiedde nog wat omzichtig omdat de lutheranen tot de zogenaamde dissenters behoorden. Geld om al kerkdiensten te kunnen houden hadden de Lutheranen niet. Buiten de stadsmuren werden de bijeenkomsten gehouden. Naar de voorschriften van die tijd, werd een verscholen kerk gerealiseerd, op de fundamenten van de vervallen kloosterkapel. Een schuilkerk. Niet aan de openbare weg en niet uitstekend boven de bebouwing. In 1615 kon de jonge lutherse gemeente de verbouwde kapel feestelijk in gebruik nemen!
– Alice Nederkoorn